Een van de kleitabletten met spijkerschrift en kanttekeningen in het Aramees
Wat staat daar in de marge? Kanttekeningen op Babylonische spijkerschrifttabletten
door Rieneke Sonnevelt
Een van de kleitabletten met spijkerschrift en kanttekeningen in het Aramees
Wat staat daar in de marge? Kanttekeningen op Babylonische spijkerschrifttabletten
door Rieneke Sonnevelt
Wat staat daar in de marge? Kanttekeningen op Babylonische spijkerschrifttabletten
door Rieneke Sonnevelt
Rieneke Sonnevelt (Universiteit Leiden) houdt een lezing over over twee familiegeschiedenissen van een priester en een koopman, die elkaar kruisen in Babylon. De verhalen over de familie in Babylon zijn ontrafeld aan de hand van spijkerschriftteksten op kleitabletten.
In de marge
Op kleitabletten in archieven van twee families uit Babylon (6e-5e eeuw v.Chr.) zijn verschillende soorten kanttekeningen te vinden: grafische patronen, nummers, kleine tekeningen (doodles) en korte Aramese inscripties. Waarom werden de marges en lege stukjes van kleitabletten met dit soort kanttekeningen gevuld? En wat leert dit gebruik ons over de manier waarop deze families omgingen met hun archieven?
Familie in Babylon
De grote spijkerschriftarchieven schetsen een duidelijk beeld van hoe deze families in het leven stonden. Ondanks het feit dat leden van beide families zich in elitaire kringen ophielden en elkaar kenden, behoorden ze tot verschillende sociale groepen.
Priesters en handelaars
De Nappāhu-familie was een oud priestergeslacht dat was verbonden aan een van de talrijke tempels van Babylon. Ze investeerden in vastgoed en leenden geld van of aan mensen uit hetzelfde netwerk. De Egibi’s daarentegen waren ondernemers. Door scholing, handel en samenwerking met de Babylonische en de Perzische overheden wisten ze een vermogen op te bouwen dat zijn weerga niet kende. Ze bezaten een groot aantal slaven, huizen en landgoederen. Ook reisden ze meerdere keren naar het hof in Susa.
Spijkerschrift
De mannen van beide families konden Babylonisch lezen en zelf ook oorkonden en contracten opstellen in spijkerschrift op klei. Dit werd in Babylonië nog vrij lang gedaan (ongeveer tot de 2de eeuw v.Chr.), terwijl op dat moment het Aramees al enige tijd in opmars was als spreek- en bestuurstaal.
Babylonisch en Aramees
Door ook naar details in de Babylonische teksten te kijken, wordt meer duidelijk over de functie van de verschillende kanttekeningen. Zo laten de Aramese bijschriften iets zien van de opkomst van deze taal in een omgeving waar het eerbiedwaardige Babylonische spijkerschrift leidend was. Waar en hoe het Aramees doordringt in dit bastion van beschaving, tijdens het begin van de Perzische periode, past precies bij het profiel van onze meer conservatieve Nappāhu’s versus de meer handelsgezinde Egibi’s.
Deze lezing wordt georganiseerd in samenwerking met het Lorentz Instituut in Leiden. Assyrioloog Rieneke Sonnevelt is docent en PhD-kandidaat bij het Instituut voor Regiostudies, Universiteit Leiden. De lezing wordt ingeleid door Caroline Waerzeggers, hoogleraar Assyriologie, Universiteit Leiden.
In de marge
Op kleitabletten in archieven van twee families uit Babylon (6e-5e eeuw v.Chr.) zijn verschillende soorten kanttekeningen te vinden: grafische patronen, nummers, kleine tekeningen (doodles) en korte Aramese inscripties. Waarom werden de marges en lege stukjes van kleitabletten met dit soort kanttekeningen gevuld? En wat leert dit gebruik ons over de manier waarop deze families omgingen met hun archieven?
Familie in Babylon
De grote spijkerschriftarchieven schetsen een duidelijk beeld van hoe deze families in het leven stonden. Ondanks het feit dat leden van beide families zich in elitaire kringen ophielden en elkaar kenden, behoorden ze tot verschillende sociale groepen.
Priesters en handelaars
De Nappāhu-familie was een oud priestergeslacht dat was verbonden aan een van de talrijke tempels van Babylon. Ze investeerden in vastgoed en leenden geld van of aan mensen uit hetzelfde netwerk. De Egibi’s daarentegen waren ondernemers. Door scholing, handel en samenwerking met de Babylonische en de Perzische overheden wisten ze een vermogen op te bouwen dat zijn weerga niet kende. Ze bezaten een groot aantal slaven, huizen en landgoederen. Ook reisden ze meerdere keren naar het hof in Susa.
Spijkerschrift
De mannen van beide families konden Babylonisch lezen en zelf ook oorkonden en contracten opstellen in spijkerschrift op klei. Dit werd in Babylonië nog vrij lang gedaan (ongeveer tot de 2de eeuw v.Chr.), terwijl op dat moment het Aramees al enige tijd in opmars was als spreek- en bestuurstaal.
Babylonisch en Aramees
Door ook naar details in de Babylonische teksten te kijken, wordt meer duidelijk over de functie van de verschillende kanttekeningen. Zo laten de Aramese bijschriften iets zien van de opkomst van deze taal in een omgeving waar het eerbiedwaardige Babylonische spijkerschrift leidend was. Waar en hoe het Aramees doordringt in dit bastion van beschaving, tijdens het begin van de Perzische periode, past precies bij het profiel van onze meer conservatieve Nappāhu’s versus de meer handelsgezinde Egibi’s.
Deze lezing wordt georganiseerd in samenwerking met het Lorentz Instituut in Leiden. Assyrioloog Rieneke Sonnevelt is docent en PhD-kandidaat bij het Instituut voor Regiostudies, Universiteit Leiden. De lezing wordt ingeleid door Caroline Waerzeggers, hoogleraar Assyriologie, Universiteit Leiden.